Friesland - Voor alle zekerheid had ik van te voren nog een lijstje naar de fotografe gestuurd: laarzen, regenjas, plastic zakjes voor de camera, wijn en wijn stond er op. Sinds Nomad in een niemendalletje vergezeld van teenslippers medio maart naar Schotland was gevlogen om daar vervolgens kapot te vriezen, stuurde ik lijstjes. Die weliswaar steevast genegeerd werden, maar die me in ieder geval het excuus gaven geen winterjas en gevoerde laarzen meer te hoeven afstaan.
Naar het einde van de wereld dus. Naar Moddergat. Echt, zo heet het. Villager wat eerder om in de kroeg nog wat Friese couleur locale op te snuiven tussen mannen die in geitenwollensokken op barkrukken zaten. Nomad wat later zodat ze in het donker in een rottende zeehond kon stappen.
Als je rauw schaap buiten beschouwing laat, is Moddergat verstoken van culinaire geneugten dus zwoegde ik vijf kilometer lang over een winderige dijk naar Wierum. Om de verlatenheid van het gebied te benadrukken, vlaagde de regen over het Friese land.
Verblind door het gutsende nat vond ik op de tast het enige café van Friesland en inspecteerde vervolgens minutenlang de Fryske grûn nadat ik onderuit ging over twintig paar kaplaarzen, in rijtjes geparkeerd voor de ingang van de kroeg.
Het was druk in het café. Een kat lag opgerold tussen de glazen bier op de toog. Een oudere man tapte moppen in het Fries waarna de omstanders in lachten uit barstten en elkaar keihard op de rug sloegen. Duitse schlagers jammerden over liefdes die ganz onbereikbaar waren. Hier en daar ving ik wat Friese woorden op, zoals ôfgryslik, waarvan ik vermoedde dat het op de Duitse zanger sloeg, want ineens was het Bruce Springsteen die de liefde bezong. Twintig paar geitenwollen sokken tikten het ritme mee.
Moddergat
Toen ik na een scholletje, een biertje en een ontmoeting met 10.000 viervoetige leveranciers van schapenwol terug naar Moddergat huppelde, trof ik een woest stampende en hels stinkende Nomad aan.
“Zeehond”, murmelde Nomad, stamp, stamp, stamp. “Dood!”, vervolgde ze, terwijl ze twee zwaar bemodderde bergschoenen ritmisch in het gras plantte. “Je hebt een zeehond gedood?” vroeg ik.
Omdat ik vermoedde dat het één van de buitenissige ceremoniën betrof waarmee de fotografe entiteiten probeert te bezweren, negeerde ik haar verder en trok een fles wijn open.
“Neehee, ik ben tijdens het fotograferen in een dode zeehond gaan staan.” “Waarom ga je eigenlijk met je bergschoenen het wad op?”, vroeg ik. “Waarmee anders?”, zei Nomad en ze stond eindelijk even stil. “Oh, je lijstje! Je dacht toch niet dat ik kaplaarzen bezat?” “Nee, dat dacht ik ook eigenlijk niet. Ik weet trouwens wel een plek hier waar je ze kunt krijgen”, zei ik en dacht aan mijn valpartij.
Nadat mevrouw Nomad, zich onder de douche met tomatensap had ingezeept omdat ik ergens gelezen had dat tomatensap nare luchtjes neutraliseerde, wees ik haar op een bedje op de keukenvloer. “Sorry, maar je stinkt nog steeds echt verschrikkelijk.”
Wadlopen
Omdat we eigenlijk ook niet wisten hoe of wat op zo’n wad, hadden we van te voren een deskundige geraadpleegd. Een wad-o-loog. Die zou ons in alle vroegte op een parkeerplaats achter de dijk ontmoeten.
“Zijn jullie de wadlopers?”, vroeg de man de volgende morgen ongelovig en haalde zijn neus op. Hij zei niks. Wel wierp hij even een blik op mijn naaldhakken, terwijl ik me wanhopig aan het rechterspiegeltje van zijn auto vasthield in een poging niet om te vallen. “Weddenschapje”, antwoordde ik met een hoofdknikje richting de fotografe. De wad-o-loog knikte nog eens en zei: “Nou, dan zijn we er denk ik wel klaar voor.”
Het wad lag verstopt achter een deken van regen. Terwijl we afzakten naar het water, goot het zo ongenadig dat we dekking moesten zoeken in het portaal van de Mariatsjerke, een kerkje dat om 7.00 uur ’s morgens potdicht bleef voor natte drenkelingen.
Het voorportaal bood wel de mogelijkheid voor de wad-o-loog om door te zagen over zijn kennis van het wad. Hij bleek een vermaard fotograaf van wildlife, iets waar Nomad diep ontzag voor heeft, want die krijgt nog geen bejaard schaap op de foto. De fotograaf wilde ons graag mee naar een scheepswrak nemen.
Toen de zon voorzichtig door de wolken gluurde, gingen we op pad. Om bij het wrak te komen, klommen we over prikkeldraad, tijgerden door modderpoelen, duwden we wat schapen omver en stonden toen oog in oog met een… ja, wat eigenlijk? Ik had visioenen gehad van driemasters vol dukaten. “Een vergane sloep!”, zei ik teleurgesteld en zette mijn eerste stap op het wad. Dat had ik beter niet kunnen doen. Ik verdween zo diep in het slik dat ik niet alleen mijn naaldhakken, maar ook mijn jas kwijtraakte.
Kaplaarzen
Veilig op het droge, pakte ik de plastic zak met mijn kaplaarzen. “Weet je Nomad, je mag mijn laarzen wel lenen”, zei ik ruimhartig. “Dan blijf ik wel aan de kant.” Nomad zonk met ferme passen achter de wad-o-loog aan. Schlrurptp, deed het slik. Bij iedere stap zonk ze dieper weg. De zon vond het inmiddels weer welletjes en trok zich terug. Het was zo donker dat de sloep, een praam, niet te zien was, net zomin als de in ontbinding verkerende rotgans waar Nomads voet nu in verdween. “Oh, gatver! Niet weer!”
De wad–o–loog besloot dat een dag met de dames vermoedelijk een stuk lekkerder zou ruiken als hij ons ver van zee hield en stelde voor het wad culinair te onderzoeken.
Mevrouw Villager, die de hele waddenexpeditie bij voorbaat een slecht plan had gevonden, sprong een gat in de lucht, vergat het slib en ging opnieuw blubberend ten onder.
In het restaurant bestelden we wijn en oesters. Nomad verdween met drie pakken tomatensap richting toilet. “Sorry”, zei de serveerster even later. U had beide oesters besteld? Helaas is de portie wat kleiner want er was er eentje niet goed, dat vertrouwden we niet dus die hebben we weggegooid.”
Waddentering
De wenkbrauwen van Nomad schoten omhoog, evenals haar stem. “Vertrouwde het niet, hoe bedoelt u dat precies?” Ik wist wat er komen zou en begon te grijnzen. Die raakte geen oester meer aan. Wat heet, die ging van haar lang zal ze leven geen oester meer uit z’n schelpje slurpen. “Nou die oester had een besmettelijke ziekte waardoor je als het een beetje tegenzit de vliegende waddentering krijgt”, zei ik behulpzaam. “Geeft niks hoor. Zij”, en ik wees op de fotografe, “ziet wel van haar portie af.”
Na de koffie had de wad-o-loog nog wat cultuur in petto. Een kerkje in Easternijtsjerk. De Sint Celia was een beauty omgeven door grafzerken. Friezen schrijven emotionele teksten, ontdekte ik. Overal rustten lieve heits en mems.
Boink. Een doffe dreun doorbrak de stilte, terwijl we op een plank tussen de graven stapten. “Zagen jullie dat ook?”, vroeg mevrouw Nomad plotseling. “Wat?” “Die grafzerk, die bewoog.” Jezus, zou dode zeehond iets met je hersenen doen? “Haha!” lachte de wad-o-loog die dacht het om een grap ging. “Vast een waddengeest ontsnapt uit een wrak.”
“Ze meent dit”, siste ik. “Speel mee anders gaat dit eeuwen duren.” De Fries schudde zijn hoofd. “Nee sorry, ik zag niks bewegen.” “Echt het bewoog, ik zweer het”, hield een lijkbleke Nomad vol. “Tja”, zei de wad-o-loog nadenkend. “Dit is natuurlijk wel een Fries kerkhof. Alles is mogelijk. Het kan hier Friezen, het kan dooien.”
Tekst: Anneke de Bundel – Beeld: Hillebrand Beuker
- Wadlopen in Cádiz
- Couchsurfen bij Charlie
- Cruise to Nowhere
- Paco en de non
- Slapen in Leuven
- Onder zeil in Jeruzalem
- Roadtrip Sicilië
- Natuurfotograaf Hillebrand Breuker geeft workshops fotografie
Pingback: Het wad van Paesens-Moddergat - Nomad & Villager
Pingback: Marokko, de vijf tips van... - Nomad & Villager
Zo. Ik ben weer wat (lach)rimpels rijker. De vliegende wad-tering??? LOL. Thanks ladies!
Haha, graag gedaan! Je wil niet weten welke ziektes mevrouw Nomad zoal kan oplopen.